Veilig terugtrekken en opnieuw benaderen met de TNC

Na een programmaonderbreking is het zaak dat u zeker weet dat u gereedschap veilig kunt terugtrekken. Als u de bewerking vervolgens wilt voortzetten, dan kunt u de NC-stop opheffen met de softkey HANDMATIG VERPLAATSEN. Zo kunt u ervoor zorgen dat de referentie voor het programma actief blijft en dat bijvoorbeeld de actuele toestand van de cycli opgeslagen blijft in de besturing. U kunt dan vervolgens het gereedschap met de asrichtingstoets gewoon terugtrekken voor de gereedschapsas.

Een voorbeeld: als de onderbreking heeft plaatsgevonden tijdens een draadtapprocedure, dan kunt u het gereedschap eenvoudig terugtrekken met één druk op de knop. Dit verloopt compleet probleemloos en veilig, want de TNC interpoleert de verplaatsing van de spil op een geschikte manier. Daarna kan de procedure moeiteloos worden hervat: met de softkey POSITIE BENADEREN kunt u het gereedschap weer veilig in de positie van vóór de programmaonderbreking plaatsen.

Als het programma na een onderbreking niet wordt afgerond, dan dient u de NC-stop te bevestigen met de softkey INTERNE STOP. U kunt vervolgens een andere werkstand kiezen en bijvoorbeeld handmatig terugtrekken, maar u kunt dan niet gebruikmaken van de handige ondersteuning van de besturing. Automatisch opnieuw benaderen is dan helaas niet meer mogelijk.

In het gezwenkte systeem vormen handmatige gereedschapsverplaatsingen, zoals vrijzetten, vaak een echte uitdaging. Maar met de TNC hoeft u zich geen zorgen meer te maken! Met behulp van softkey 3D-ROT kunt u zelf instellen hoe u het terugtrekken wilt uitvoeren:

  • in het gezwenkte coördinatensysteem
  • in het niet-gezwenkte coördinatensysteem
  • uitsluitend in de richting van de gereedschapsas

U kunt daarbij de vrijlooprichting op elk gewenst moment aanpassen! Ook het benaderen voert de TNC op een flexibele manier uit: wanneer de functie 3D-ROT actief is, kunt u tijdens de benaderingsprocedure eenvoudig de juiste asvolgorde selecteren. Indien nodig, kunt u omschakelen tussen handmatig verplaatsen en geautomatiseerde benadering. De TNC maakt het u dus makkelijk om te werken in het gezwenkte systeem omdat u altijd volledige controle hebt bij het terugtrekken en benaderen.

Functie 'Regelsprong'

Met de functie 'Regelsprong' kunt u een bewerking veilig hervatten op een willekeurige plaats binnen in het programma een, bijvoorbeeld na een interne stop. Daartoe selecteert u de functie 'Regelsprong' en voert u het nummer in van de regel waar de TNC de bewerking moet hervatten. Vervolgens simuleert de besturing het programmaverloop tot de positie waar moet worden hervat, waarbij ook alle benodigde procesgegevens worden geladen en wordt gecontroleerd of het juiste gereedschap zich in de spil bevindt. U kunt de voorpositionering starten met de softkey POSITIE BENADEREN. Indien nodig, verwisselt de TNC het benodigde gereedschap. De regelsprong kan altijd worden toegepast zoals de situatie vereist:

U kunt de benaderingsprocedure op elk gewenst moment onderbreken en de benaderingsvolgorde van de assen wijzigen, om de benaderingsrichting aan te passen. Deze functie werkt zowel in gezwenkte als in niet-gezwenkte toestand en kan worden gecombineerd met handmatige benaderingsbewegingen. Dit is handig wanneer er minder ruimte beschikbaar is in de werkplaats, met name bij gezwenkte bewerking. Houd rekening met het volgende voordat u bewerkingen hervat: zorg ervoor dat de startpositie uit de juiste richting wordt benaderd. Hiervoor moet de besturing de positie en status hebben bepaald voor de ingevoerde regel. U kunt overigens voorkomen dat u onnodig gereedschap moet verwisselen door voor de regelsprong niet het nummer van een TOOL CALL, maar het daarop volgende regelnummer in te voeren, waar de werkelijke bewerking moet beginnen.

Asvolgorde automatisch of handmatig bepalen bij positionering

Terugkerende positioneringen en bewerkingsstappen zijn vaak vastgelegd in subprogramma's. Dat maakt de indeling van bewerkingsprogramma's overzichtelijker en de productie minder complex. Bij schroefdraad tappen worden bijvoorbeeld steeds dezelfde posities benaderd voor het centreren, het boren van het kerngat en het snijden van schroefdraad. De besturing roept het eerste subprogramma op wanneer u in de regelsprong een regelnummer opgeeft dat zich in een subprogramma bevindt.

Bij het voorbeeld van het tapgat is de TNC op de geselecteerde positie gestart met het centreergereedschap. Indien echter in plaats daarvan de draadtap moet worden ingezet dan moet voor de regelsprong eerst het regelnummer worden opgegeven dat is gekoppeld aan het juiste subprogramma. Ga daarom steeds stapsgewijs te werk wanneer u een subprogramma wilt toepassen: voer in het invoerscherm voor de regelsprong het regelnummer in waarmee het subprogramma kan worden opgeroepen en bevestig met NC-START. Voer vervolgens het regelnummer voor de bewerkingspositie in het subprogramma in via het invoerformulier en bevestig met NC-START. U kunt de positionering hervatten door te drukken op de softkey POSITIE BENADEREN. Deze uit meerdere fasen bestaande strategie is niet alleen geschikt voor het openen van de subprogramma's, maar ook om opgeroepen bewerkingsprogramma's gericht te openen. Bovendien kan dit worden uitgebreid met een willekeurig aantal stappen.